KRINGGESPREK
'Gisteren is mijn eerste tand uitgevallen bij Simon.' 'Ik heb mijn tand onder mijn kussen gestopt voor de tandenfee.' Ik maak van mijn tanden en tandenketting.' 'Ik bewaar mijn tanden in een doosje.' 'Ik ben mijn tand verloren in het ziekenhuis.' 'Mijn oma kan al haar onderste tanden eruit halen!'
We leren lezen: